Op 8 september besliste de SP.a-afdeling van de stad Antwerpen niet de door de partijtop aangeduide kandidate Caroline Gennez voor te dragen voor het voorzitterschap van de partij, maar haar uitdager, SP.a-Rood voorman Erik De Bruyn.
Eric Byl, Jo Coulier, Johan Vermeulen, François Bliki, Peter Ghyselbrecht, Nicole Vanderputte, Marie-Anne Vanderputte, Peter Van der Biest (samen goed voor ongeveer 100 jaar SP-lidmaatschap...)
Met de verkiezingsnederlaag op 10 juni zet de leegloop van de eerste generatie teletubbies uit de SP.a-leiding zich verder. Limburgs gouverneur Stevaert had zich al uit de voeten gemaakt, net als Antwerps burgemeester-president Janssens. Professor Vandenbroucke had men in de Vlaamse regering geparkeerd. Vande Lanotte, in een ver verleden anarchist maar de jongste jaren schatbewaarder van de neoliberale beleidsploeg, koos eveneens eieren voor zijn geld. Als afscheidsgeschenk schoof hij het voorzitterschap door naar Caroline Gennez. Een beslissing die uiteraard nog ter goedkeuring voorgelegd zal worden aan de basis, maar de toon was gezet: de partijleiding verlaat het schip, maar niet zonder haar poulains naar voor te schuiven.
Voorzittersverkiezingen zijn bij de SPa nooit een democratische aangelegenheid geweest, dat was ten tijde van Van Miert niet anders. Maar zonder overleg, zo kort na een historische nederlaag die het partijapparaat tientallen begeerde posten zal kosten, moest deze beslissing wel op weerstand stoten. Velen voelden zich gepasseerd. Vande Lanotte wou trouwens in één adem ook de kamerfractieleider opzij schuiven ten gunste van Freya Vandenbossche. Die zag het echter niet zitten om oppositie te voeren tegen een beleid dat ze mee op de sporen zette en bovendien verdergezet wordt door Frank Vandenbroucke in de Vlaamse Regering. Gelukkig voor haar media-imago kon ze familiale problemen inroepen om het aanbod af te slaan. Om kritiek op het gevoerde beleid af te leiden moest een zondenbok worden gevonden. Enkele oude – en niet zo linkse – krokodillen viseerden de eigenzinnige Vandenbroucke. Niet het door hem voorgestelde neoliberale beleid werd op de korrel genomen, wel de manier waarop hij dit naar voren bracht. De stijl dus.
De voorbije 18 jaar (sinds de intrede in de regering in 1988) heeft de SP zich gerestyled tot de SP.a. Zonder veel interne oppositie werd de besluitvorming gecentraliseerd, werden militanten en functionarissen die niet meer pasten in de nieuwe partij uitgerangeerd, werd het programma overboord gegooid en vervangen door een hippe beginselverklaring vooral gericht op “de nieuwe middenklasse van hoger opgeleide tweeverdienersgezinnen”. De partij werd omgevormd van een militantenpartij tot een kiesmachine. De Jongsocialisten, vroeger “het links geweten” van de partij, werden onder voorzitterschap van Gennez “omgetuned” tot “Animo”. Op het congres van de Jongsocialisten in Oostmalle in 1982 congresseerden meer dan 200 militanten nog van vrijdagavond tot zondag in de late namiddag. Het laatste congres van Animo telde zo'n 60 aanwezigen die met moeite de hele dag bleven.
Nog tot de eerste helft van de jaren ’80 waren volkshuizen het centrum van een rijk sociaal leven, stonden partijafdelingen garant voor politiek debat en werd de socialistische ideologie gewaardeerd en in sommige gevallen nog actief uitgedragen. Uiteraard stond de partijtop ook toen al veel dichter bij het patronaat dan bij de arbeider, maar de achterban bestond nog hoofdzakelijk uit arbeiders en hun gezinnen en af en toe moest de partijleiding daar, of ze dat nu wou of niet, rekening mee houden. SP-afdelingen telden toen nog honderden, zoniet duizenden actief betrokken leden. In 1999 bleef daar niet veel meer van over en draaiden de afdelingen nog slechts hoofdzakelijk op mandatarissen en hun onmiddelijke omgeving. Zelfs toen telde de partij echter nog 78.616 leden tegenover slechts 62.779 vijf jaar later, in 2004. In Antwerpen halveerde het aantal leden de voorbije 10 jaar! Daar waar de arbeiders destijds, via de vertegenwoordiging van het ABVV in het partijbureau van de SP, de rechtse koers van de partij in de regering wat konden temperen, lijkt het nu net andersom: de SP.a misbruikt de vakbondsvertegenwoordiger in het partijbureau om het regeringsbeleid aan de basis te verkopen. Bovendien staan de SP.a-ministers steeds meer vooraan in het aanvallen van de vakbonden.
De periode van regeringsdeelname van de SP.a ging bijgevolg gepaard met de groei van een andere partij, het Vlaams Blok. In de voormalige arbeidersbastions – Antwerpen op kop – groeide deze partij, vooral op electoraal vlak, spectaculair onder de voormalige SP-aanhang. Na 17 jaar verkiezingssuccessen is het Vlaams Belang de grootste partij geworden inzake kiezers uit arbeidersgezinnen. Het succes van het VB is omgekeerd evenredig met de afgang van de SP.a. Af en toe slaagt de SP.a erin een succesjes te boeken via mediastunts zoals in 2003 met de opgeklopte teletubbies of in 2006 met de presidentiële burgemeesterscampagne van Janssens. De houdbaarheidsdatum van zo’n mediastunts is echter beperkt, zowel in 2004 als in 2007 verloor de SP.a fors. De rechtse oppositie blijft integendeel electoraal scoren.
Nochtans komt dit niet overeen met de maatschappelijke of sociologische realiteit. Het ledenaantal van de vakbonden blijft stijgen en ook het vertrouwen in vakbonden neemt volgens alle indicatoren toe. Dit is zeer merkwaardig, aangezien “politiek links” verliest, de vakbondsleiding niet uitblinkt in het organiseren van verzet tegen regering en patronaat en ook omwille van de mediahaat ten aanzien van vakbonden en syndicale acties (tegen generatiepact, bedrijfsstakingen,...).
De oorzaak van de neergang van de SP.a heeft niets te maken met sociologische veranderingen of stijl, maar alles met programma en politieke vertaling ervan in het regeringsbeleid. Vreemd genoeg wordt daar weinig over gezegd en trekt de partijleiding (en aan de SP.a gelieerde vakbondsleiders) uit de verkiezingen de conclusie dat haar campagne “te links” was.
Deze zomer kondigde SP.a-Rood de kandidatuur aan van Erik De Bruyn (foto links) als uitdager van Caroline Gennez voor het voorzitterschap. De wegen tussen Erik en ons (LSP), tot dan samen actief binnen de marxistische vleugel in de SP, scheidden in 1992. Toen al stelden we vast dat de sociaaldemocratie, na de val van het stalinisme, overal in Europa fors naar rechts zwenkte. Verwijzingen naar “socialisme” werden uit de partijbeginselen geschrapt, militanten ruimden plaats voor publiciteitsbureau’s en de partijen werden fors gecentraliseerd. We wisten nog niet hoever dat proces zou gaan, maar lieten wel al de mogelijkheid open om afhankelijk van de concrete situatie, op de ene plaats (België onder andere) binnen de sociaal-democratie te werken en elders als open onafhankelijke revolutionaire organisatie (in Schotland). Erik en een minderheid van de toenmalige marxistische vleugel deelden onze analyse niet en beslisten hun eigen weg te gaan.
Vanaf het midden van de jaren ’90 stelden we vast dat veel arbeiders en jongeren onze formele band met de SP problematisch vonden. Wat zich afspeelde in de SP was geen draai naar rechts meer, maar een fundamentele omvorming – een verburgerlijking - van de partij naar het model van de Amerikaanse Democratische Partij. De ruimte voor een linkse oppositie binnen de SP.a, laat staan voor een volledige verandering van die partij, was weggespoeld. Niet zozeer het politiek personeel aan de top deed ons dat besluiten, wel de afwezigheid van een arbeidersbasis, van militanten en van ruimte om aan de basis over het programma en de koers van de partij te beslissen.We kunnen enkel vaststellen dat 15 jaar later de actieve basis van de SP.a verder gekrompen is (of zelfs verschrompeld), het politiek personeel aan de top nog rechtser en ondemocratischer geworden is en de arbeiders en bedienden jaar na jaar in groter getale de rug keren naar die partij.
Op het terrein merken we dikwijls dat de vakbondsleden strijdbare en linkse delegees steunen, terwijl ze politiek voor extreem-rechts stemmen. Met het Comité voor een Andere Politiek, waarin LSP zich tenvolle engageert, trachten we de nood aan een nieuwe arbeiderspartij te populariseren om die arbeiders terug te winnen. Via de SP.a is dat onmogelijk geworden, de SP.a is een beleidspartij ten volle uit en haar oppositie zal “constructief” zijn om de volgende regeringsdeelname voor te bereiden. We begrijpen de syndicalisten en arbeiders die nog hopen dat de SP.a na haar verkiezingsnederlaag de juiste conclusies zal trekken en een socialistische politiek zal gaan voeren, maar het is een illusie. Een illusie waarvan we hopen dat de deelname van een linkse uitdager aan de voorzittersverkiezing, ze helpt doorprikken. We wensen Erik De Bruyn alle succes toe en roepen diegenen die zouden twijfelen alsnog op voor Erik te stemmen. We denken echter niet dat hij een kans maakt.
Zelfs indien Erik verkozen zou worden, dan zou dit naar ons oordeel niet de start zijn van een verlinksing. Tot nog toe hoorden we hem spreken over het doorboren van de kleilaag van het partijapparaat, over het gebrek aan inspraak van de militanten. Hij blijft echter opvallend vaag over regeringsdeelname en coalities op gemeentelijk vlak. We horen hem evenmin over onderwijsbeleid, sociale woningen, privatiseringen en liberaliseringen. Erik zou gevangen zitten in een apparaat dat door en door gericht is op een rechts beleid en vol carrièristen zit. Hij zou zich ofwel moeten schikken naar dat apparaat, ofwel worden uitgespuwd. De SP.a veranderen zou een sterke, in de arbeidersbeweging en de arbeiderswijken ingeplante georganiseerde linkerzijde vereisen. Denkt Erik echt zo'n georganiseerde kracht binnen de SP.a te kunnen uitbouwen? Mocht dit kunnen, dan zou LSP als eerste oproepen om deze kracht te versterken. Wij denken echter dat dit niet het geval is en zullen verder onze schouders zetten onder de uitbouw van CAP.
Naschrift redactie marxisten.blogspot.com:
Op het terrein werken individuele leden van CAP en SP.a Rood samen in concrete campagnes zoals die tegen de sluiting van de GB's.
Naar aanleiding van het Generatiepact ontstonden er diverse politieke initiatieven waaronder CAP, SP.a Rood en 15 decemberbeweging die elk een zeer verschillende visie hebben hoe de werkende klasse terug een politieke stem kan krijgen.
De overgrote meerderheid binnen CAP vindt dat er een nieuwe arbeiderspartij moet komen, SP.a Rood meent dat haar partij naar links kan getrokken worden en de 15 decemberbeweging is een aangelegenheid van vakbondsfunctionarissen die als groep op de vlakte blijft wat betreft concrete politieke vertolking. En dan hebben we nog de PVDA die zich als het ware per decreet uitgeroepen heeft tot de nieuwe arbeiderspartij.
Diegenen die menen dat het politiek resultaat van de acties tegen het generatiepact nul komma nul is, zitten er wel degelijk naast. De nood aan een nieuwe politieke formatie van de werkende klasse zal zich blijven stellen in de toekomst en op dat vlak kunnen we wel wat leren van de geschiedenis van de BWP. De Belgische Werkliedenpartij werd in 1885 opgericht na talloze vruchteloze pogingen om arbeiderspartijen te vormen vanaf de jaren 1870. CAP ziet zich dan ook niet als (zelfs het embryo van) een nieuwe arbeiderspartij maar eerder als politiek instrument om deze gedachte te propageren bij bredere lagen van de bevolking. Al de rest laten we over aan waarzeggers en glazen bollen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten